Binnen thema: Schoolbeleid cognitieve begaafdheid
Artikeloverzicht

De impact van Research Lesson Study op de opvattingen en onderwijspraktijken van leraren rond cognitief sterk functionerende leerlingen.

Om cognitief sterk functionerende (CSF) leerlingen goed te begeleiden in de klas, is het belangrijk dat leraren de juiste overtuigingen, kennis en vaardigheden hebben. Eerder onderzoek toont aan dat leraren in reguliere klassen soms misvattingen hebben over CSF leerlingen en niet altijd over de juiste didactische aanpak beschikken. Dit onderzoek richtte zich op de vraag hoe de overtuigingen en onderwijspraktijken van leraren veranderen door deelname aan Research Lesson Study (RLS), een methodiek waarbij leraren samen lessen ontwerpen, uitvoeren en evalueren. Deze samenwerking biedt een veilige leeromgeving voor leraren om hun kennis te vergroten en hun lespraktijk te verbeteren.

In dit onderzoek namen dertien leraren uit zes scholen deel. De deelnemende scholen waren zowel basisscholen als secundaire scholen in Vlaanderen. Voor de start van het RLS-traject werden de opvattingen van leraren over CSF leerlingen en hun onderwijspraktijk in kaart gebracht (zie ook deze samenvatting). Van oktober tot mei doorliepen de leraren drie keer de RLS-methodiek, bestaande uit drie cycli met telkens drie fasen:

  1. Planning – Leraren bestudeerden theorieën over CSF leerlingen en effectieve didactische aanpakken en ontwikkelden gezamenlijk lessen met specifieke aandacht voor de behoeften van CSF leerlingen.
  2. Uitvoering – De lessen werden in de praktijk gebracht, waarbij leraren elkaars lessen observeerden en enkele CSF leerlingen kort interviewde.
  3. Reflectie – Na afloop reflecteerden de leraren samen op hun ervaringen en bespraken hoe de inzichten hun lespraktijk beïnvloedden.

De leraren namen tijdens het RLS-traject deel aan herhaalde diepte-interviews om hun leerervaringen in kaart te brengen. Leraren rapporteerden leerwinst over het verfijnen van hun opvattingen en het verbeteren van hun onderwijspraktijk

Belangrijkste bevindingen

Deelname aan RLS leidde ertoe dat leraren hun beeld van CSF leerlingen bijstelden en meer inzicht kregen in hun cognitieve capaciteiten en persoonlijke verschillen. Ze ontdekten bijvoorbeeld dat CSF leerlingen niet altijd sociaal onhandig of ongemotiveerd zijn, wat veelvoorkomende misvattingen zijn. Leraren leerden dat CSF leerlingen onderling sterk kunnen verschillen in gedrag, motivatie en sociale vaardigheden.

“En we hebben heel veel verschil. We hebben nu zes cognitief sterke leerlingen. Het zijn allemaal verschillende. Dat merk ik meer en meer, ja. Verschil in gedrag, in karakter, in werkhouding, in alles eigenlijk ja. Cognitief begaafde leerlingen zijn heel divers. Ze zijn niet zomaar sterk op papier, qua resultaten. Dus dat is wel een verrijking.”  (Charlotte, leraar)

Daarnaast verbeterden leraren hun onderwijspraktijken. Ze leerden bijvoorbeeld dat het geven van meer autonomie en verantwoordelijkheid aan CSF leerlingen hun motivatie en betrokkenheid kan vergroten. Ook ontdekten ze dat het aanbieden van verrijkingsstof en uitdagende leeropdrachten CSF leerlingen beter ondersteunt. Tegelijkertijd merkten leraren dat autonomie alleen niet voldoende is: duidelijke begeleiding en structuur blijven essentieel om ervoor te zorgen dat CSF leerlingen goed blijven presteren. Verder leerden leraren dat het belangrijk is om lesmateriaal en taken af te stemmen op de interesses en behoeften van CSF leerlingen. Door meer contextgebonden opdrachten en persoonlijke interesses te integreren, werd de motivatie van deze leerlingen verhoogd. Leraren merkten ook dat sommige CSF leerlingen baat hebben bij individuele begeleiding, terwijl anderen juist floreren in groepsverband.

“Dus die RLS op zich was voor die kinderen een super interessant project. Meester Dries en ik zelf hebben ook gezegd van “ja, onze manier van lesgeven zal er door beïnvloed worden”. Ook naar volgend jaar gaan wij meer werken met die ‘plus-taken’. Door die interviews af te nemen van de kinderen, weet je wel heel veel en kan je eigenlijk uw manier van werken dan voor een stuk bijsturen. Dus eigenlijk moet wij volgend jaar echt klasgesprekken doen met alle kinderen waaruit blijkt waar zij nood aan hebben. Ja, voor ons is dat nu eigenlijk al belangrijk.” (Hannah, leraar)

Uit het onderzoek bleek dat alle leraren leerervaringen hadden over CSF leerlingen en over hun onderwijspraktijk. Toch zien we verschillen in leerwinst, afhankelijk van de voorkennis van leraren. Leraren die al wel enige voorkennis hadden, maar nog veel konden bijleren over wie CSF leerlingen zijn of over hoe ze hun onderwijspraktijk kunnen verbeteren, profiteerden het meest van RLS. Leraren met uitgebreide of juist zeer beperkte voorkennis rapporteerden minder leerwinst. Mogelijke reden waarom leraren met reeds uitgebreide voorkennis minder leerden is het plafond-effect waarbij er minder ruimte was voor groei. Mogelijke redenen waarom leraren met zeer beperkte kennis (zowel over CSF leerlingen als over onderwijspraktijken) de minste leerervaringen hadden, is dat deze leraren mogelijks minder voorkennis hadden om hun bestaande overtuigingen en praktijk actief te bevragen. Deze groep kan ook meer externe begeleiding en ondersteuning nodig hebben om optimaal te profiteren van RLS.

Praktische implicaties

De resultaten tonen aan dat RLS een effectieve manier kan zijn om leraren bewuster te maken van de behoeften van CSF leerlingen en hun onderwijspraktijken hierop aan te passen. Scholen kunnen RLS inzetten om leraren te ondersteunen bij het creëren van een uitdagende leeromgeving voor CSF leerlingen. Daarnaast kan het zinvol zijn om leraren tijdens RLS te laten reflecteren op hun bestaande overtuigingen en deze waar nodig bij te stellen. Door RLS als methode structureel in te zetten, kunnen scholen bijdragen aan een meer inclusieve en stimulerende leeromgeving voor CSF leerlingen.

Meer weten?

Barbier, K., Struyf, E., & Donche, V. (2024). Examining the impact of Research Lesson Study on teachers’ beliefs and educational practices regarding high-ability students. Pedagogische Studiën101(3), 240-265. https://doi.org/10.59302/d8wnk877

Deze bijdrage werd geschreven door dr. Katelijne Barbier (Expertisecentrum Talent, UAntwerpen)