Binnen thema: Sociaal-emotioneel
Artikeloverzicht

Cognitief sterk functioneren als kwetsbaarheidsfactor voor mentale gezondheidsproblemen?

Nog vaak heerst het beeld dat cognitief sterk functioneren samenhangt met een verhoogde kwetsbaarheid voor stemmingsstoornissen zoals angst en depressie. Duplenne et al. (2024) voerden een grootschalige meta-analyse uit om deze relatie te onderzoeken. Er werden 27 studies over angst en 15 studies over depressie bij CSF geanalyseerd. Het doel van de studie was om deze aanname te onderzoeken enerzijds en anderzijds op zoek te gaan naar variabelen die de grote verschillen tussen de studies kunnen verklaren. De resultaten tonen aan dat CSF geen significante risicofactor is voor verhoogde angst of depressie. De gemiddelde effectgrootte voor zowel angst (g = -0.14) als depressie (g = -0.14) was klein en negatief, wat wijst op een lichte, maar statistisch net niet significante tendens richting een beschermend effect. Dit staat haaks op het stereotype dat CSF-individuen per definitie kwetsbaarder zijn.

Eerder onderzoek naar de relatie tussen cognitief sterk functioneren (CSF) en mentale gezondheidsproblemen toont heel wat verschillende uitkomsten. Sommige studies rapporteren cognitief sterk functioneren als een beschermingsfactor voor psychologisch welzijn terwijl andere net het tegenovergestelde zien, CSF als een risicofactor.  De relatie tussen CSF en welzijn blijft een onderwerp voor debat. Het debat wordt complex gemaakt door een grote variabiliteit tussen de studies. Er zijn grote methodologische verschillen tussen de studies, zoals de manier waarop zowel cognitief sterk functioneren als mentale gezondheid worden gemeten en gedefinieerd. Er bestaat geen algemene consensus over definiëring van CSF. Bovendien kan ook de context een rol spelen: variabelen zoals geslacht, leeftijd, sociaaleconomische achtergrond en schoolomgeving kunnen de uitkomsten beïnvloeden. Daarnaast speelt ook wervingsmethode een belangrijke rol. Veel studies rekruteren deelnemers via specifieke contexten, wat kan leiden tot een vertekend beeld waarbij resultaten niet representatief zijn voor CSF in de algemene populatie.

CSF wordt de analyse van Duplenne et al. (2024) gedefinieerd op basis van IQ-score (+2SD boven het gemiddelde) of door uitzonderlijke academische prestaties. Angst wordt gedefinieerd als een manier van denken en voelen, gekenmerkt door negatieve emoties, het gevoel geen controle te hebben en een sterke focus op zichzelf. Angst is complex en veelzijdig, met heel wat verschillende subtypes zoals prestatieangst, sociale angst, gegeneraliseerde angst, …. Er werden 27 studies tussen 1996 en 2020 onderzocht, de participanten hadden een gemiddelde leeftijd van 13,5 jaar. De meta-analyse vond geen bewijs dat CSF-individuen gemiddeld genomen meer angst ervaren dan leeftijdsgenoten. De algemene trend was licht negatief, wat betekent dat ze minder angst zouden ervaren, al was dit effect statistisch (net) niet significant. Uit de analyse bleek dat factoren zoals leeftijd en type angstmeting een invloed hadden op het verband. Onderzoekers gebruikten uiteenlopende meetinstrumenten en richtten zich op verschillende vormen van angst. CSF-individuen vertoonden significant minder prestatieangst dan hun leeftijdsgenoten, maar toonden geen verschil in sociale angst. Het modererend effect van intelligentie verschilde naargelang de leeftijdsfase (kind, adolescent, volwassene). Enkel bij adolescenten was er een negatief significant verband.

Een mogelijke verklaring voor het feit dat CSF-adolescenten minder angst ervaren dan hun leeftijdgenoten is dat de kloof in emotieregulerende vaardigheden op deze leeftijd het grootst is, waardoor zij in vergelijking met hun leeftijdsgenoten hun negatieve gevoelens beter kunnen reguleren en minder angst ervaren. Depressie wordt gedefinieerd als een toestand van langdurige negatieve stemming en het verlies van interesse of plezier, gekenmerkt door gevoelens van hopeloosheid, verminderde energie en een gebrek aan motivatie. In de meta-analyse werden 15 studies over depressie vergeleken, gepubliceerd tussen 1995 en 2019. De participanten hadden een gemiddelde leeftijd van 13,5 jaar. De resultaten tonen geen significant verschil in het gemiddelde niveau van depressieve symptomen tussen CSF-individuen en hun leeftijdsgenoten. De algemene trend was licht negatief, wat betekent dat CSF-individuen gemiddeld minder depressieve symptomen rapporteerden, maar ook dit verschil was statistisch (net) niet significant. Factoren zoals type meetinstrument en de context van de steekproef droegen bij aan de variabiliteit in de resultaten. Studies gericht op specifieke subgroepen, zoals klinisch gediagnosticeerde CSF-individuen, rapporteerden doorgaans hogere niveaus van depressieve symptomen. Mogelijk ligt de context van deze labeling mee aan de basis van de gevonden verschillen. De grote heterogeniteit in de resultaten onderstreept de noodzaak van meer gestandaardiseerde onderzoeksmethoden.

De bevindingen van deze meta-analyse geven een genuanceerder beeld van de relatie tussen cognitief sterk functioneren en mentale gezondheid. De resultaten tonen aan dat CSF-individuen gemiddeld niet significant meer angst of depressie ervan dan hun leeftijdgenoten. De algemene licht negatieve trend suggereert dat CSF mogelijk iets beter in staat zijn om negatieve emoties te reguleren. Dit weerlegt het stereotiepe beeld dat CSF een kwetsbaarheidsfactor is voor mentale gezondheidsproblemen. De grote variabiliteit in de resultaten wordt veroorzaakt door verschillen in definities, gebruikte meetinstrumenten en onderzoekspopulaties. Mogelijk dragen ook individuele verschillen bij specifieke subgroepen, zoals dubbel bijzondere leerlingen en onderpresteerders,  bij aan de heterogeniteit. Er is nood aan meer gestandaardiseerd onderzoek en longitudinale designs om de ontwikkeling van de mentale gezondheid beter te begrepen. Om tot een betere representatie van de CSF-individuen te komen, is screening vanuit de brede populatie de aangewezen methode. 

De studie van Verschueren en Lavrijsen (2023) gaat in op de oproep om te werken vanuit een brede steekproef en te kijken naar de effecten van labeling. De steekproef omvatte een grote, niet-selectieve groep van 3409 leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 12,5 jaar. Mentale gezondheid wordt onderzocht in drie indicatoren: zelfwaardering, internaliserende problemen (piekeren, emotionele problemen) en externaliserende problemen (gedragsproblemen, aandachtsproblemen/ hyperactiviteit). Deze aspecten van mentale gezondheid werden beoordeeld via vragenlijsten die zowel door de adolescenten zelf als door hun ouders werden ingevuld. Ze onderzochten de relatie tussen CSF en mentale gezondheid bij adolescenten. CSF-adolescenten bleken geen verhoogd risico te lopen op mentale gezondheidsproblemen. Ze rapporteerden gemiddeld integendeel een hogere zelfwaardering en minder externaliserende gedragsproblemen dan hun leeftijdsgenoten. Een opvallend resultaat is dat CSF-adolescenten met een label gemiddeld slechter scoorden op internaliserende problemen dan CSF-leerlingen zonder label. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat labeling in Vlaanderen vaak plaatsvindt in hulpverleningscontext waarin al sprake is van psychosociale problemen. Door het gebruik van een grote, niet-selectieve steekproef, biedt dit onderzoek een genuanceerd beeld van CSF-adolescenten en een representatief beeld van de mentale gezondheid van deze groep. Hoewel cognitief begaafde jongeren in het algemeen niet kwetsbaarder zijn voor psychische gezondheidsproblemen, kunnen individuele jongeren natuurlijk wel geconfronteerd worden met emotionele problemen. Verder onderzoek is nodig om te kijken welke combinatie van individuele en contextuele factoren deze kwetsbaarheid verhoogt, zodat interventies en ondersteuning nauwkeuriger kunnen worden afgestemd op hun behoeften.

Meer lezen? 

Duplenne, L., Bourdin, B., Fernandez, D. N., Blondelle, G., & Aubry, A. (2024). Anxiety and Depression in Gifted Individuals: A Systematic and Meta-Analytic Review. The Gifted Child Quarterly, 68(1), 65–83. https://doi.org/10.1177/00169862231208922
Lavrijsen, J., & Verschueren, K. (2023). High Cognitive Ability and Mental Health: Findings from a Large Community Sample of Adolescents. Journal of Intelligence, 11(2), 38-. https://doi.org/10.3390/jintelligence11020038