Binnen thema: Leren en motivatie
Artikeloverzicht

Waar een wil is, is een weg: motivatie voorspelt schoolprestaties bovenop intelligentie en persoonlijkheid

Waarom haalt de ene leerling hoge punten, terwijl een andere het moeilijker heeft? Komt dat door verschillen in aanleg en persoonlijkheid, of speelt ook de motivatie – de gedrevenheid om het goed te willen doen op school – een rol?

Op basis van gegevens bij 3.409 leerlingen uit de TALENT-studie onderzochten we in welke mate de motivatie van leerlingen hun schoolprestaties voorspelde, bovenop hun intelligentie en persoonlijkheid. Ook gingen we na welke “soort” motivatie daarbij dan doorslaggevend was. Uit deze analyses bleek dat verschillen in motivatie ongeveer een kwart van de verschillen in prestaties konden verklaren. Hierbij was vooral het geloof in eigen kunnen (academisch zelfconcept) belangrijk, maar leerlingen presteerden ook beter wanneer ze hun schoolwerk aangenaam en belangrijk vonden (autonome motivatie), ze zich eerder richtten op het beheersen van de leerstof dan op het halen van hoge punten (taakoriëntatie-doel), ze uitdagingen positief tegemoet traden (prestatiemotivatie) en ze overtuigd waren van het belang van hard werken (effort belief). Dat motivatie belangrijk is voor goede schoolprestaties, onderstreept het belang van het bevorderen van de motivatie van leerlingen, zowel op school als thuis.

In het verleden werd er al herhaaldelijk een verband gelegd tussen de motivatie van leerlingen en hun schoolprestaties (Hattie, 2008). Bij dit eerder onderzoek kunnen echter twee kanttekeningen worden gemaakt. Ten eerste controleerden deze studies doorgaans niet voor de intelligentie of de persoonlijkheid (bv. plichtsbewustzijn) van de leerling, twee kenmerken waarvan we weten dat ze eveneens voorspellend zijn voor de schoolse prestaties. Door met deze kenmerken geen rekening te houden, zou het kunnen dat de rol van motivatie in eerder onderzoek werd overschat. Ten tweede bestaan er heel wat verschillende “soorten” motivatie, die bestudeerd worden in verschillende motivationele theorieën, zoals de zelf-determinatie theorie van Ryan en Deci of de mindset-theorie van Dweck. De effecten van deze verschillende soorten motivatie werden tot nog toe vaak geïsoleerd van elkaar bestudeerd, waardoor het niet meteen duidelijk is hoe ze zich tot elkaar verhouden.

In het TALENT-onderzoek verzamelden we daarom bij 3.409 leerlingen uit het eerste jaar secundair onderwijs een uitgebreid gamma gegevens. Ten eerste stelden we de leerlingen een heel aantal vragen over hun schoolse motivatie, waarbij we ons lieten inspireren door verschillende motivationele theorieën (zie verder). Daarnaast namen we ook bij iedereen een twee uur durende intelligentietest af (de CoVaT-CHC) en brachten we de persoonlijkheid van de leerlingen in kaart (Big Five en behoefte aan cognitieve uitdaging). Tot slot vroegen we van deze leerlingen de rapportcijfers op en namen we zelf ook een gestandaardiseerde wiskundetest af. Op basis van al deze gegevens stelden we dan een statistisch model op waarin we de schoolprestaties van de leerlingen voorspelden op basis van hun motivationele kenmerken, hun intelligentie, en hun persoonlijkheid.

Deze analyse bevestigde vooreerst dat het, bij het onderzoeken van de schoolprestaties, inderdaad belangrijk is om rekening te houden met intelligentie en persoonlijkheid: deze kenmerken verklaarden inderdaad een aanzienlijk deel van de verschillen tussen leerlingen. Toch vonden we, ook na het controleren voor intelligentie en persoonlijkheid, nog duidelijke verbanden tussen verschillende soorten motivatie en schoolprestaties. De belangrijkste motivationele voorspeller bleek het academisch zelfconcept van de leerling: dit geeft aan hoe de leerling zijn eigen prestaties inschat. Leerlingen die vertrouwen hebben in hun capaciteiten, leren doorgaans ook vlotter, waardoor hun vertrouwen verder toeneemt; een gunstige cyclus die duidelijk samenhangt met betere prestaties. Daarnaast deden leerlingen het ook beter wanneer ze autonoom gemotiveerd waren, wat betekent dat ze studeerden omdat ze hun schoolwerk plezierig of belangrijk vonden. Leerlingen die daarentegen eerder vanuit een gecontroleerd motief werkten, bijvoorbeeld omdat hun ouders of leerkrachten dat van hen verwachtten, deden het daarentegen minder goed op school. Verder vonden we ook een duidelijk effect van het stellen van taakgeoriënteerde doelen, d.w.z. wanneer leerlingen zich richtten op het inhoudelijk beheersen van de leerstof, eerder dan op het halen van hoge punten of het overtreffen van de klasgenoten. Leerlingen presteerden ook beter wanneer ze uitdagingen positief tegemoet zagen (prestatiemotivatie), terwijl faalangst net negatief samenhing met prestaties. Tot slot vonden we dat ook een sterk geloof in het nut van inspanningen geassocieerd was met betere schoolprestaties.

Samengevat: óók als we rekening houden met de effecten van intelligentie en persoonlijkheid op schoolprestaties, hangt motivatie samen met schoolprestaties. Motivatie hangt daarnaast trouwens ook samen met andere positieve zaken, zoals een hoger welbevinden (Boncquet et al., 2020). De motivatie van leerlingen bevorderen en tijdig ingrijpen wanneer deze onder druk staat, is dan ook een belangrijke taak van het onderwijs. Meer informatie over hoe scholen en leerkrachten dit kunnen doen, vindt u elders op onze site; ook op de TALENT-studiedag en in ons weldra te verschijnen boek wordt hier dieper op ingegaan.

 

Artikel door: Jeroen Lavrijsen, onderzoekscoördinator project TALENT

Meer lezen?
Lavrijsen, J., Vansteenkiste, M., Boncquet, M., & Verschueren, K. (2021). Does motivation predict changes in academic achievement beyond intelligence and personality? A multitheoretical perspective. Journal of Educational Psychology. Advance online publication. https://doi.org/10.1037/edu0000666