Binnen categorie: Onderwijs
Artikeloverzicht

Differentiatiemodel van begaafdheid en talent van Gagné

Het Differentiated Model of Giftedness and Talent (DMGT) van Gagné (2000, 2004) integreert de componenten uit de modellen van Renzulli (1978) en Mönks (1984), maar voegt er nog een aantal bijkomende elementen aan toe die van belang kunnen zijn om de oorzaken van onderpresteren te kunnen duiden.

DMGT GagnéDe meeste professionelen in onderwijs aan cognitief begaafde leerlingen, zien geen verschil tussen begaafdheid en talent. Bijna iedereen gebruikt deze woorden door elkaar. Gagné maakt een onderscheid tussen beide begrippen. Een gave is iets natuurlijks, iets aangeboren terwijl talent een resultaat van ontwikkeling is door een lang proces van leren en oefenen.

Gaves en talenten

Het DMGT onderscheidt vier domeinen van aanleg: intellectueel, creatief, sociaal-emotioneel en sensomotorisch. Deze aangeboren vaardigheden manifesteren zich in álle kinderen en dit in een variabele graad. Het is enkel wanneer het niveau van de expressie buitengewoon wordt (top 10% vergeleken met leeftijdgenoten) dat het label begaafd kan worden gebruikt. De aanleg is slechts de start van het ontwikkelen tot talenten, welke dan systematisch ontwikkelde vaardigheden zijn in een bepaald veld van menselijke activiteit. Wie buitengewoon meesterschap verwerft in een bepaald veld (top 10% in dat veld) wordt een talent genoemd.

Leerproces

Talent manifesteert zich niet vanzelf van de ene dag op de andere. De basis van deze ontwikkeling is maturatie, een rijpingsproces dat een erfelijke factor heeft. Het leren zelf kan informeel zijn (in het dagelijks gebruik) of formeel (zowel autodidactisch als institutioneel). Een effectiever leer- en oefenproces betekent meestal betere prestaties die leiden tot een verhoogd talentniveau. Gaves kunnen dus ook onontwikkeld blijven, zoals we kunnen zien bij onderpresterende begaafde leerlingen.

Katalysatoren

Op dit leerproces ten slotte, kunnen drie soorten van katalysatoren ingrijpen, zowel op een positieve, faciliterende als op een negatieve, belemmerende manier: intrapersoonlijke, omgevings- en toevalsfactoren.

De intrapersoonlijke factor bestaat uit zowel fysieke als mentale persoonlijkheidseigenschappen. Fysieke kenmerken kunnen bepaald zijn door aanleg zoals handicaps of fysieke gezondheid.  Daarnaast spelen mentale persoonlijkheidskenmerken zoals ontwikkelingsstoornissen of temperament een rol. Daarbij is ook motivatie, wilskracht, zelf-management, zelfkennis en doorzettingsvermogen van belang om te kunnen presteren.

De omgevingsfactor betreft het sociale milieu waarin de leerling opgroeit (stad of platteland, sociaal economische status, enz.), alsook de personen die een rol spelen in zijn/haar leven (ouders, broers, zussen, familie, vrienden, mentoren, idolen, enz.), de voorzieningen die de leerling al dan niet kunnen ondersteunen (scholen, verrijkingsmogelijkheden, plusgroep, hobbyverenigingen, enz.) en gebeurtenissen die de leerling meemaakt (echtscheiding ouders, ziekte, onderscheidingen, enz.).

En als allerlaatste factor speelt een portie toeval (geluk) volgens Gagné dé belangrijkste rol in het ontwikkelen van gave tot talent. De omgevingsfactor daarentegen wordt met veel argumenten door Gagné de kleinste rol toebedeeld, wat in tegenspraak lijkt met het gezond verstand, evenals met veel literatuur in de sociale wetenschappen. Hij stelt dat dit nochtans een belangrijke positieve eigenschap is zodat ouders, leerkrachten en coaches zich niet onverdiend schuldig moeten voelen wanneer pogingen tot begeleiding weinig of geen resultaat geven.

 

Literatuur:

  • Gagné, F. (2000). Transforming Gifts into Talents: The DMGT as a Developmental Theory. In: Colangelo, N., Davis, G.A. (2003). Handbook of Gifted Education. Boston, USA: Pearson Education, Inc.
  • Gagné, F. (2004). Transforming gifts into talents: the DMGT as a developmental theory. High Ability Studies. 15(2). 119-147.
  • Mönks, F.J., & Span, P., et al. (1984). Hoogbegaafden in de samenleving. Nijmegen: Dekker & van de Vegt.
  • Renzulli, J.S. (1978). What Makes Giftedness? Reexamining a Definition. Phi Delta Kappan, 60(3), 180-184.