Is mijn kind hoogbegaafd?
Dat ouders de stap durven zetten heeft vaak al een hele voorgeschiedenis. Daarom nemen wij elke vraag serieus en gaan we grondig onderzoeken of ze gegrond is.
Veel van het verhaal komt rechtstreeks van de kinderen bij aanmelding. Ze vertellen me over hun kleutertijd en hoe zij het niet begrijpen dat andere kinderen dit leuk vinden. Ze willen uitdagende spelletjes doen en horen daarbij niet graag dat zij nog te jong zijn voor iets. Het verrast me nog regelmatig hoe goed deze (vaak nog jonge) kinderen helder kunnen verwoorden wat hun behoeften zijn. Het raakt me dat ze nog niet steeds goed begrepen worden in hun pogingen om duidelijk te maken dat ze anders zijn.
Geen luxeprobleem, geen vraag om aandacht
Je merkt het vaak al heel snel: dit kind is anders. Een aantal ouders zegt achteraf dat ze al van in de babytijd merkten dat ze een heel alert kind in huis hadden. Baby's die erg veel aandacht vragen en steeds weer zoeken naar verbinding. Ze liggen "in" de wereld. Hun baby houdt er niet van om alleen in de wieg wakker te liggen wachten tot de slaap hen overvalt. Ze slapen weinig, veel minder dan andere kinderen in het gezin of de baby's in de crèche.
In de peutertijd ontwikkelen ze snel op vlak van taal en cijfers herkennen. Ze gaan steeds weer verbinding zoeken, sommigen noemen het "mijn kind vroeg constant mijn aandacht". Ouders vinden het vaak wel een opdracht maar het is ook leuk om met je kindje in interactie te gaan. Kind en ouder zoeken afstemming bij elkaar: boekjes lezen, met de blokken spelen maar ook met het keukengerief en samen de afwas doen. Er wordt veel gepraat en benoemd. Grootouders geven daardoor soms aan dat het normaal is dat dit kind als zoveel weet: je bent er ook 100% van de tijd mee bezig. Als we hierop terugblikken in de consultatie blijkt dat ouders hierbij vaak geen doelgerichte bedoelingen hadden: het ging als vanzelf. Soms zijn kinderen zo ongedurig dat ouders echt bewust zijn gaan zoeken naar hoe dit kind gelukkig te krijgen.
In een aantal verhalen blijkt dat ouders door de crèche, collega's en vrienden en/of grootouders erop worden gewezen dat dit een wel "erg snel kind" is. Het kan toch wel "heel veel" voor deze jonge leeftijd. Deze kinderen blijken zeer veel te begrijpen, een aantal kan als heel jong kind al zeer goed praten en uitleggen wat hun behoeften zijn. En dan start de school ... (bij ons in Vlaanderen op 2,5j). De eerste weken gaan vaak nog goed, alles is nieuw en ik hoor ook wel van kindjes dat ze hoge verwachtingen hadden: het échte leren doe je op school en je maakt er vriendjes. Groot is teleurstelling als blijkt dat de kindjes in je klas je niet begrijpen, misschien moet je wel een andere taal leren? (ik had een tijd geleden een kleuter die aangaf dat hij wilde dat ik hem Engels zou leren want dan zou hij de kindjes in zijn klas beter kunnen begrijpen)
Een aantal kleuters past zich aan, ze veranderen in een soort van robotachtige wezens die heel erg afgestemd zijn op de verwachtingen van de juf. Ze doen alles wat van ze verwacht wordt, echt alles: stilzitten, zwijgen, netjes in de rij, zorgvuldig opruimen, flink je poep afvegen, ... Thuis veranderen deze popjes in heftige draakjes die lijken alle (leeftijdsadequate) gedrag van andere kindjes in de klas tentoon te spreiden. Vurige draakjes die ontploffen na het inhouden en onderdrukken. Soms kun je in hun spelgedrag zien dat "schooltje" spelen en kan je als ouder de klasgenootjes en hun gedrag leren kennen. Je kind speelt een rolletje dat juf heet, waarmee jij merkt dat het stemmetje verandert en de volwassen praat ook doorsijpelt.
Andere kleuters gaan vervelend doen. Ze zetten de klaswerking op stelten met hun zelfbepalend gedrag. Juf heeft vele kindjes in de klas en kan echt niet de ganse dag bij dit kind zitten. Deze kleuter wil verbinding, wil uitdagende materialen en ziet dat juf de leukste dingen doet. Het aanbod aan spelmateriaal is niet prikkelend. Kleuter is echter te jong om dit zelf te gaan verwoorden en toont het in onaangepast gedrag. Een enkeling gaat zich echt ellendig gedragen.
Zo begint het vaak, ouders gaan op zoek naar wat er aan de hand is.
Meten is weten? Of ook weer niet...
Er is op dit moment heel wat te doen om de vernieuwing van de Wechsler test voor intelligentie. In ons taalgebied hebben wij de stap gemaakt van WISC-III naar WISC-V, je begrijpt het zo: het is een gigantische stap. Het gaat ook om een andere vorm van intelligentietest, bij deze worden 5 groepen van cognitieve vaardigheden gemeten. Dat is een stap in de goede richting, maar nog steeds onvoldoende om een vermoedelijk hoogbegaafd kind te labelen. Vraag bij hoogbegaafdheid en IQ-tests is steeds: wat wordt precies gemeten?
Onze aanvullende vraag wanneer iemand voor begaafdheidsonderzoek komt is: wat is het doel? Een IQ-test mag dan wel een indicatie geven over de algemene intelligentie (ook wel g genoemd), menig onderzoeker geeft aan dat er meer nodig is dan g om het goed te doen op school. En velen merken op dat we niet te kort door de bocht mogen gaan en "grote conclusies mogen/kunnen trekken uit een klein beetje informatie" (Sternberg, 1986). Een IQ-test heeft zeker zijn waarde in het begaafdheidsonderzoek, wij werken er ook mee. Maar het is maar 1 deel van een gans onderzoek dat in teken staat van het kind leren kennen en vooral ook na afloop een goed handelingsplan te kunnen afleveren. Doel is om de context van het kind (school en thuis) handvatten aan te reiken waarbij het kind (nog) beter kan begeleid worden.
IQ-tests, er zijn er verschillende (of is het verscheidene is deze?) meten allen toch nog steeds beperkt: analytische, verbale, visueel ruimtelijke en werkgeheugen maar inmiddels ook vloeiende intelligentie (hoe vlot jij je info omzet in toepassing). Deze tests laten het praktische, emotionele, de sociale intelligentie en de creativiteit vooralsnog buiten beschouwing. Hoewel er nog steeds niet 1 sluitende definitie is van hoogbegaafdheid, zijn er wel een aantal modellen die veel navolging krijgen in ons werkveld. Wij werken met de modellen van Renzulli, Heller en Gagné als basis. Ze tonen ons dat er naast de cognitie een persoonlijkheidsprofiel is dat ervoor kan zorgen dat de ruwe materialen (cognitieve capaciteiten) zich kunnen ontwikkelen op een vlotte of een minder vlotte manier. Een IQ-test kan dus niet het enige instrument zijn om hoogbegaafdheid vast te stellen. We gaan het kind ook "wegen" tegen deze modellen met observaties en vragenlijsten. We zoeken graag verbinding met de context (school en thuis) en zien het kind liefst in verschillende omstandigheden (individueel, met ouders, in de Groeigroep).
Bij een aantal kinderen merken we dat de IQ-test zeer ontoereikend is, ze behalen verrassend lage resultaten die niet in lijn liggen met hun persoonlijkheid noch met de prestaties die ze op school leveren. Punten zeggen nu eenmaal niet alles, een geijkte test houdt een aantal regels in die de testleider moet hanteren. De analyses en observaties zeggen dan ook vaak meer dan de naakte cijfers. En dan hebben we het nog niet over de kunstmatige 130+ norm die wel aantoont dat het kind over hoge intellectuele capaciteiten/vaardigheden beschikt maar niets vertelt over de persoon. Daarbij brengen deze tests verschillende cognitieve vaardigheden in beeld (wat zeer bruikbaar en handig kan zijn) maar moet dit gereduceerd worden tot een gemiddelde score? Zie het als een fruitmand waar appels, peren, perzik en kiwi naast elkaar liggen: het blijft fruit (cognitieve vaardigheden) maar appels blijven appels en kiwi is kiwi. Het kind is meer dan zijn fruitmand en heeft ook meer vaardigheden nodig om er primeurfruit van te maken. De context kan het verschil maken, de veerkracht al zeker, en ga zo maar door. Een appel is niet op 1 dag gegroeid en in je fruitschaal terechtgekomen, daar is een hele weg mee afgelegd (en met je kiwi nog is die een pak langer). Talenten zijn in ontwikkeling en laten we kinderen dan ook hun tijd gunnen om te groeien - en ze ondertussen goed begeleiden hierbij.
En dan, hoe gaat het verder: passend onderwijs
Begaafdheidsonderzoek is een belangrijk onderdeel van passend onderwijs. Ouders die bij ons aankloppen zoeken ook steeds verbinding met de school om er SAMEN een sterk verhaal van te maken. Talenten ontwikkelen kan het kind niet op zijn eentje. De aanleg is 1 ding, het ontdekken en doen groeien van je talenten doe je in onderlinge wisselwerking. Talenten zijn ook ruimer dan academische vaardigheden en goed zijn in wiskunde, misschien liggen de talenten van je kind wel in het kunstzinnige, het meer talige, de geschiedenis, dans, sport, ... We lijken ook wat te vergetend dat ingenieursinzichten zich ook wel laten zien in je beroepsopleiding: net dat meer oplossingsgerichte in de technische uitvoering van een probleem. Passend onderwijs is daar waar het kind zijn talenten mag laten zien.
In de groeiperiode van het kind mag het ook alle tijd krijgen om te ontwikkelen. Ik maak me wel eens bezorgd dat we kinderen heel snel dreigen de boodschap te geven dat ze niet goed zijn in iets terwijl ze nog helemaal niet hebben geoefend erin. Een enkele test die een cijfer genereerd als een rapport is echt wel te kort door de bocht. Laten we afspreken dat we - zoals ons SSG team doet - dit niet meer doen. We bekijken grondig wat het kind wel kan (sterktes) en analyseren waar we het kind bij kunnen helpen (zwaktes) in een gezamenlijk doel om talenten te laten groeien.
Samen leren en kennis doorgeven
Dit is ons doel met het team van SSG en het Steunpunt Onderpresteren. Wij delen graag onze kennis met je, we hebben het tot onze missie gemaakt om leraren, coaches, ouders en beleidsmedewerkers goed te informeren in een prikkelende leeromgeving.
Ontdek hier ons aanbod studiedagen en opleidingen!
In deze studiedagen en opleidingen staat jouw leerproces centraal. Je krijgt heel wat praktijktheoretische handvatten (lees: direct inzetbaar) en er is steeds voldoende ruimte voor interactie en het verbinden van je bedenkingen en vragen met de geestelijke bibliotheek van de trainer. Onze trainers zetten in op lesgeven maar evenzeer op supervisie om jouw leerproces een boost te geven.