Artikeloverzicht

Sociaal-emotionele gevolgen van versnellen: een studie in Nederland

In het proefschrift van Lianne Hoogeveen, directeur van het CBO in Nijmegen, werd een antwoord gezocht op de vraag wat de effecten zijn van versnelling op de basisschool op de ontwikkeling van zelfconcept en sociale status op de middelbare school.

Een onderdeel van het proefschrift onderzocht het zelfconcept en de sociale status van versnelde en niet-versnelde leerlingen in het eerste en tweede jaar van het secundair onderwijs. Een vragenlijst werd op drie momenten aan 357 leerlingen van verschillende Nederlandse scholen gegeven om het zelfconcept en sociale status te meten: aan het begin van het eerste jaar, op het einde van dit jaar en nogmaals op het einde van het tweede jaar.

Uit de resultaten bleek dat versnelde leerlingen in de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs een positiever academisch zelfconcept hebben dan hun klasgenoten, maar hun sociale zelfconcept bleek dan weer minder positief te zijn.  Dit betekent dat versnelde leerlingen minder zelfvertrouwen hebben als het gaat om sociale contacten. Wat betreft de versnelde meisjes lijkt dit slechts tijdelijk te zijn: aan het eind van het tweede jaar wijkt hun sociale zelfconcept niet meer af van dat van niet-versnelde meisjes. Maar het sociale zelfconcept van versnelde jongens wijkt daarentegen aan het eind van het tweede jaar nog sterker af van dat van niet-versnelde jongens dan in het eerste jaar het geval was.

De bevindingen met betrekking tot de sociale status waren onverwacht negatief voor de versnelde groep: versnelde leerlingen in de eerste twee jaren van het middelbaar onderwijs zijn relatief veel sterker vertegenwoordigd in de groep van sociaal afgewezen leerlingen dan hun niet-versnelde klasgenoten. Zij worden minder vaak genoemd als één van de leukste klasgenoten, en vaker als één van de minst leuke klasgenoten. Daarnaast worden ze vaker genoemd als verwaand en minder vaak als coöperatief, humoristisch, behulpzaam, leidend of sociaal. Deze bevindingen spreken internationale bevindingen met betrekking tot versnelde leerlingen tegen.

Als mogelijke verklaring voor het verschil tussen jongens en meisjes wordt genoemd dat hoogbegaafde adolescente meisjes hun intelligentie en creativiteit voornamelijk richten op sociaal geaccepteerde thema’s. Een andere mogelijke verklaring kan de puberteit zijn: aan het eind van het tweede jaar zitten de meeste leerlingen in hun puberteit, behalve de versnelde jongens. Meisjes ontwikkelen zich sneller dan jongens, waardoor de versnelde meisjes niet opvallen. Maar de jongens die versneld zijn springen daardoor fysiek meer in het oog.

Niet versnellen is echter geen oplossing! Te veel studies en praktijkervaringen laten de positieve effecten van versnelling en de negatieve effecten van niet-versnellen zien. Belangrijk hierbij is het onderzoek van Bekkers (2005), waarin het zelfconcept van diezelfde leerlingen nogmaals onderzocht werd in hun laatste jaar van het secundair onderwijs. Uit dit onderzoek blijkt dat de verschillen in zelfconcept tussen versnelde en niet-versnelde leerlingen, zoals eerder beschreven door Hoogeveen, niet meer voorkomen op het moment dat deze leerlingen in het zesde jaar zitten. Deze bevindingen worden beschouwd als een ondersteuning van de conclusie uit meerdere internationale onderzoeken dat de lange termijn effecten van versnelling positief zijn.

 

Literatuur

  • Hoogeveen, L. , Van Hell, J.G., Verhoeven, L. (2012). Social-emotional characteristics of gifted accelerated and non-accelerated students in the Netherlands. British Journal of Educational Psychology, Dec, 2012, Vol.82, p.585(21)
  • Bekkers, S.J.H.C. (2005). Versnellen in de schoolloopbaan? Een longitudiaal onderzoek (follow-up studie) naar het zelfconcept van op de basisschool versnelde middelbare scholieren in vergelijking met niet versnelde klasgenoten. Doctoral thesis, Radboud University Nijmegen.
Lees meer over: versnellen versnelling