Hoogbegaafde kinderen hebben gemiddeld sterker zelfbeeld op vlak van schools presteren en gedrag
Het beeld dat hoogbegaafde kinderen van hun eigen competenties hebben blijkt over het algemeen positiever te zijn dan het geval is bij niet-hoogbegaafde kinderen. Dat blijkt althans uit een meta-analyse van de Canadese onderzoekers Kristin Litster en Jillian Roberts, die de resultaten van 40 studies rond dit onderwerp samengebracht hebben.
Niet zo verrassend schatten hoogbegaafde kinderen zich vooral op schools vlak sterker in dan niet-hoogbegaafde kinderen (GGEG* = 0.45), maar ook bij het inschatten van hun algemeen functioneren (GGEG = 0.16) en van hun gedragsvaardigheden (GGEG = 0.34) scoren ze hoger. Wanneer hen gevraagd wordt naar hun sportieve competenties (GGEG = -0.23) en uiterlijke kenmerken (GGEG = -0.09) schatten hoogbegaafde kinderen zich wel iets lager in dan niet-hoogbegaafde kinderen. Op vlak van sociale vaardigheden, ten slotte, werd er door de onderzoekers geen systematisch verschil gevonden tussen hoe beide groepen zichzelf gemiddeld genomen zien (GGEG = 0.05).
Voor twee domeinen, zo stelden Litster en Roberts vast, zijn er aanzienlijke verschillen in resultaten tussen de studies die in de meta-analyse werden opgenomen. Het gaat met name over de studies rond algemeen zelfconcept en die over hoe kinderen hun schoolse vaardigheden inschatten. De onderzoekers vonden bovendien dat verschillen in bevindingen tussen studies samenhangen met bepaalde kenmerken van de betreffende studies. Zo blijken studies die hoogbegaafde kinderen enkel op basis van een intelligentiecriterium onderscheiden van niet-hoogbegaafde kinderen gemiddeld genomen geen verschil te vinden tussen beide groepen op vlak van het algemeen zelfconcept. Studies die hoogbegaafde kinderen identificeren op basis van een meervoudig criterium stellen wel vast dat deze kinderen op vlak van algemeen zelfconcept hoger scoren dan niet-hoogbegaafde kinderen. Ook het publicatiejaar van de studie en het type programma dat hoogbegaafde kinderen volgen (o.m. in school of buiten school) blijken samen te hangen met de grootte van het verschil in algemeen zelfconcept tussen beide groepen.
Wat de inschatting van hun schoolse vaardigheidsniveau betreft, neemt het verschil tussen hoogbegaafde en niet-hoogbegaafde kinderen toe naarmate de kinderen uit de bestudeerde steekproef ouder worden. Zeker in de bovenbouw van de lagere school blijkt het verschil tussen beide groepen op dit vlak aanzienlijk. Mogelijk valt dit te verklaren door het feit dat kinderen naarmate ze ouder worden beter in staat zijn om accuraat het ware niveau van hun schoolse vaardigheden in te schatten. Op jongere leeftijd hebben kinderen nog de neiging om hun kunnen erg rooskleurig in te schatten, wat natuurlijk vooral bij de groep niet-hoogbegaafde kinderen tot een overschatting van hun schoolse vaardigheidsniveau leidt. Andere variabelen die bleken samen te hangen met verschillen in resultaten tussen studies zijn het geslacht van de betrokken kinderen, het jaartal van de studie, de publicatiestatus, het gebruikte instrument en de wijze waarop de hoogbegaafde kinderen werden geïdentificeerd.
*GGEG = gemiddelde gewogen effectgrootte
Litster, K. & Roberts, J. (2011) The self-concepts and perceived competencies of gifted and non-gifted students: A meta-analysis. Journal of Research in Special Educational Needs, 11(2), 130–140.